
Vandaag openden zo’n 2000 mensen bijeen om het nieuwe academiejaar in Antwerpen in te zetten. Het was feest! Verzamelen geblazen in de KMDA, oftewel de Antwerpse Zoo.
Voor de hogescholen in de Associatie Antwerpen mocht ik vandaag speechen. Ik heb gepleit voor internationalisering voor iedereen. Ook voor de professionele bachelors. Al dan niet met een buitenland verblijf. De internationale ervaring zou m.i. beter gewaardeerd moeten worden. Daarom zou ik er extra leerkrediet voor willen toegekend zien. Dat maakt de ervaring interessant op het moment zelf, maar stimuleert ook om later eventueel verder te studeren. Geheel in lijn met levenslang leren.
En om méér mensen echt naar het buitenland te krijgen, moeten we dringend de taalregelgeving aanpassen. We krijgen nu een versoepeling waarbij we 33 studiepunten in het Engels mogen aanbieden. Da’s een stap in de goede richting. Maar het zouden er 60 moeten zijn zodat we studenten een vol jaar in het Engels kunnen aanbieden.
De hele speech?
Internationalisering van het hoger onderwijs.
Van optionele extra tot kerntaak. Hoe doen we dat?
Wie pakweg 20 jaar geleden met de eerste lichting Erasmusstudenten werd uitgestuurd, was eigenlijk een beetje een avonturier. Je moest een pak meer praktische beslommeringen aankunnen dan mensen vandaag. Om de uitbetaling van de studiebeurs maar even te vermelden. Die beurs werd toen op papieren cheques met studenten meegegeven en was uitgeschreven in ECU’s. Je moest die dingen dan maar eens proberen inwisselen in het buitenland. Het aantal banken dat toen niet thuis gaf was aanzienlijk. Verbazend eigenlijk dat die studenten van toen überhaupt aan centen geraakt zijn.
Intussen is er natuurlijk heel veel veranderd, in Europa, maar ook met de mobiliteit van studenten en docenten. We hebben nu de Euro, er is ECTS. Benieuwd wie van twee het langst zal overleven. Nogal wat geniën hebben intussen hun eigen EU programma: Erasmus, Leonardo, Comenius en Grundtvig om er maar een paar te noemen. En er is zelfs een nieuw doel gesteld: tegen 2020 zou 20 % van studenten een internationale ervaring in zijn studieloopbaan moeten hebben. Of – zelfs méér, zo lazen we begin deze week. Als het van de rector van de Antwerpse universiteit afhangt zou iedereen verplicht zo’n ervaring opdoen. Iedereen dus naar het buitenland: een uitstekend idee!
Maar, dan ook écht voor iedereen! Dus niet alleen voor academici, niet alleen voor universiteitsstudenten maar ook bvb voor studenten in praktische bachelor opleidingen. Het is mijn overtuiging dat onze technici van de toekomst evengoed als de universitairen internationaal geschoold horen te zijn. Als het internationale verblijf van de Germanist in Berlijn of Bochum vanzelfsprekend is, dan is dat van de professionele bachelors chemie in Leverkusen of Ludwigshafen dat voor mij evengoed.
En dat internationale. Moet dat dan per se Erasmus zijn? Misschien niet, zelfs waarschijnlijk niet…. De vorm van de internationale ervaring is voor mij ondergeschikt aan de vraag of je internationalisering al dan niet tot kern van de studieloopbaan maakt voor masters én bachelors. Dat is een discussie die fundamenteel is. Zeker in tijden van krapte op de arbeidsmarkt, is het alibi om niet langer aan “tijdrovende” internationalisering te gaan doen gauw uit de kast gehaald. Tegen dat argument moeten wij als vertegenwoordigers van hoger onderwijs front vormen en voet bij stuk houden. Voor mij is de internationale ervaring, in wat voor vorm dan ook, van elke student absoluut te verdedigen. Net zoals multinationals de internationale inzetbaarheid van hun werknemers net als een pluspunt, of zelfs als vereiste beschouwen, zo moeten wij koppig zijn in het meegeven van buitenland ervaring aan onze toekomst, de studenten van vandaag en morgen.
Over de vorm van de internationalisering dan:
Kijk, met het internationaliseren van het curriculum op zich schiet je al een heel eind op. Als we hier in Antwerpen met regelmatig bezoek van buitenlandse gastsprekers de leerstof ook larderen met smaak en ervaring van elders, dan zal de appetijt voor het nieuwe groeien. En dan vormen we nieuwsgierige en leergierige mensen.
Als we de internationale ervaring naar waarde schatten in het personeelsbeleid, zullen wellicht méér docenten deelnemen aan een uitwisseling die ruimer gaat dan de obligate paar dagen of een weekje.
Als we samen met bedrijven nog meer zouden inzetten op stages, waar beloftevolle studenten nog tijdens of aansluitend op hun studie al op de werkvloer komen te staan, dan dompel je hen gelijk ook onder in een internationale werkomgeving. Daar hoef je zelfs niet per se voor naar het buitenland. Met een wereldhaven aan onze achterdeur zijn de internationale werkervaringen ook thuis te halen.
Als we studenten laten kennismaken met buitenlandse studenten en docenten, werk je effectief en efficiënt aan internationalisering. Oftewel aan “internationalisation at home” zoals het gemeenzaam gekend is. Want het idee is gekend. Het bestaat intussen al makkelijk tien jaar. En toch zie ik er maar niet echt vaart in komen. Terwijl het een relatief eenvoudige manier is om meer buitenland in eigen land te krijgen.
Maar voor wie de mobiliteit de enige echte internationale heilige graal is, toch even deze bedenking: laten we die mobiliteit toch maar breed opvatten, als een doorlopend gegeven over secundair tot en met hoger onderwijs. Ik verklaar me nader. De kerel die pakweg in een technische secundaire school sanitair en verwarming met Comenius op stap gaat en- in groep- in Spanje sociale huisvesting van zonnepanelen helpt voorzien, heeft een –voor hem- minstens zo relevante ervaring opgedaan als de Erasmus student die vakken TEW volgt aan de universiteit in Madrid. En waarom ook niet die internationale ervaringen valoriseren met extra leerkrediet? Wie afstudeert heeft dan nog wat over in de rugzak om er bvb nog een Bachelor na Bachelor mee te volgen. Zo maak je de internationale ervaring niet alleen interessant op het moment zelf, maar stimuleer je ook verdere studies, geheel in lijn met het idee van levenslang leren.
Dames en heren, een andere insteek op mobiliteit is die van Noord-Zuid samenwerking. In dit land en daarbuiten. De samenwerkingsmodellen die her en der ontstaan met bvb hogescholen uit Brussel en Wallonië leveren dan strikt genomen misschien geen inter-nationale ervaring op, maar wel interessante bidiplomering. En tegelijk ook een pak mensen die de overkant van de taalgrens wat beter kennen en waarderen. Mooi meegenomen, niet duur en relevant vandaag de dag.
En dan die andere Noord-Zuid: ontwikkelingsamenwerking is voor het hoger onderwijs tot nader order toch vooral een zaak geweest van de universiteiten. En daar moeten hogescholen het niet bij laten. Vorige week sprak ik met Ludo Delcroix, de voormalig wielrenner en helper van Eddy Merckx. Ludo heeft sinds zijn wielrennersdagen een ontwikkelingsproject dat waterpompen plaatst in Burkina Faso. En hij vertelde dat de subsidiëring, plaatsing en instructies en draagvlakverbreding enz één zijn. Maar onderhoud van die pompen, dat is twee. Daar zijn mensen voor nodig die technisch geschoold zijn. Dat de beleidsmakers in spe in ontwikkelingssamenwerking actief zijn is nuttig nodig en noodzakelijk. Dat technici dat zijn evengoed. Geef maw de hogescholen dus ook de kans én de middelen om hun steentje bij te dragen in de vorm van uitwisselingsstudenten en -docenten. In beide richtingen, uiteraard.
Dames en heren, tot slot nog dit. De mobiliteit verhogen van onze studenten en docenten tot 20 procent tegen 2020 is een mooie doelstelling. Ik denk dat velen méér willen. En los van de financieringsvraag, maak ik me deze bedenking: willen we het écht? Maar dan écht? Dan zal er iets aan de taalregelgeving moeten veranderen. Dat we nu in professionele bachelors niet 15 maar 33 studiepunten in het Engels gaan mogen aanbieden is een mooie versoepeling. Maar het zouden er beter 60 zijn. Dan konden we, net als in de masters, een vol jaar aanbieden.
En dat blijft nodig als je als gelijke partners in de mobiliteit wil staan. Erasmus, in lijn met de Europese gedachte, stoelde altijd al op wederkerigheid. Ik stuur jou studenten, jij stuurt er mij. Maar als je de inkomende studenten maar een heel beperkt aanbod in het Engels kan geven, zal de partner uiteindelijk bedanken voor jouw cohorte. Het is een kwestie van faire transfers. En daar zijn we tegenwoordig voor, nietwaar?
Over de introductie van Engels als onderwijstaal zijn al veel fabels verteld. Het is evident dat je beter moet doen dat de hoogleraar in Nijmegen. Hij dacht goed Engels te doceren terwijl hij klas na klas begroette met “I hate you welcome” . Dàt moeten we beter kunnen. Alleen moeten zij die enkel het Nederlands als onderwijstaal willen bewaken en beschermen zich wel realiseren dat de kwaliteit van het Nederlands niet achteruit door andere talen toe te laten. Net zoals de kwaliteit van het Engels niet verbetert door enkel Nederlands te doceren. Als je een taal wil versterken, moet je erin investeren. Als je Nederlands wil exporteren, begin dan misschien met meer Neerlandici naar de taalunie te sturen en hen wat meer middelen te geven voor leerstoelen Nederlands in het buitenland. Maar laten we niet verkrampt het Engels weren onder het mom van een verdediging van onze onderwijskwaliteit en onderwijstaal. De twee hebben zoveel met elkaar te maken als tact met Berlusconi.
Finaal, dames en heren, denk ik dat de tijd van internationalisering als bezigheid voor de happy few achter ons ligt. We hebben traditie en ervaring opgebouwd. Die kan nog groeien en zal renderen als we de nodige flexibiliteit kunnen aanwenden. Ik wens u allen een fantastisch nieuw academiejaar.