In de krant: technisch geschoolde jongeren succesvol in hoger onderwijs

Gazet van Antwerpen, Vr. 29 Apr. 2016

Naamloos

Hoewel nog steeds het cliché heerst van TSO’ers als ‘afzakkers’ van de ASO-studierichtingen, tonen de cijfers nu dat TSO-leerlingen die voortstuderen het – gemiddeld – goed doen in het hoger onderwijs. Bijna 76% van hen rondt zijn studie af met een diploma.

Er is al heel wat inkt gevloeid en debat gevoerd over het opwaarderen van het technisch onderwijs. Goed opgeleide technici, naar hen is het bedrijfsleven immers massaal op zoek is.

Hoewel er ‘maatschappelijk’ nog steeds het cliché bestaat dat leerlingen in het Technisch Secundair Onderwijs (TSO) de ‘afzakkers’ zijn van het Algemeen Secundair Onderwijs (ASO) en net een trapje hoger staan dan die in het Beroepssecundair Onderwijs (BSO), bewegen de technische leerlingen wel heel vlot en in steeds groteren getale richting hoger onderwijs.

Uit een studie van de Universiteit Antwerpen in opdracht van de provincie, een paar jaar geleden, blijkt dat intussen 70% van de leerlingen uit het TSO rechtstreeks doorstroomt naar het hoger onderwijs. Nog eens 15% kiest voor een zogenaamde vervolgopleiding – niet aan een hogeschool of unief, wel een zevende jaar of een opleiding aan Syntra of bij de VDAB bijvoorbeeld. Zij kunnen ook daarna nog kiezen voor het hoger onderwijs. Nog eens een kwart doet dat ook effectief.

Gekwalificeerde uitstroom

Studenten met een technische achtergrond zijn dus goed vertegenwoordigd op de hogescholen, vooral in professionele bachelorrichtingen zoals elektromechanica en elektronica. Maar studeren ze er ook af?

Ja, en goed, zo blijkt uit de analyse die de Artesis Plantijn (AP) Hogeschool maakte, met tienduizend studenten de snelst groeiende hogeschool in Antwerpen. Steeds meer TSO-leerlingen schrijven er zich in, en die groep is nu zelfs groter dan die van de ASO-leerlingen. De TSO’ers maken nu 43,2% van de nieuwe studenten uit, de ASO’ers 30,1%, de BSO’ers 8% (en de rest uit andere richtingen, zoals bijvoorbeeld het kunstonderwijs).

Van de BSO’ers haalt een kleine 57% aan het eind van de rit effectief zijn diploma. Bij de ASO’ers is dat 86%. En bij de studenten met een TSO-vooropleiding is het net geen 76% dat gekwalificeerd uitstroomt.

STEM

Inga Verhaert (sp.a), voorzitter van de AP Hogeschool en gedeputeerde van Onderwijs in de provincie Antwerpen, is verheugd over de cijfers. “We wisten al dat steeds meer technische studenten de weg vinden naar het hoger onderwijs en het is zeer bemoedigend om te zien dat ze het er ook uitstekend doen.”

“Professionele bachelors zoals elektromechanica, chemie of energiemanagement combineren een hele hap theorie met het aanleren van praktijkvaardigheden. Goed gevormde technici, dat is waar de arbeidsmarkt om staat te roepen.”

Dat de TSO-studenten zo goed scoren in het hoger onderwijs, verklaart Verhaert door het feit dat het niveau daar almaar gestegen is. Dat zegt ook Rit Melis, directeur van het Sint-Jozefinstituut in Schoten, met zo’n vijfhonderd leerlingen een middelgrote school voor wetenschap en techniek. “Wij bieden kwaliteit”, zegt Melis. “En zo komt het dat onze leerlingen gemiddeld nog beter scoren dan die van andere technische scholen. Dan is het frappant dat je moet vaststellen dat er nog altijd wordt neergekeken op het TSO, terwijl technische leerlingen een gelijksoortig niveau halen als dat van velen in het ASO, zeker in vergelijking met de menswetenschappelijke studierichtingen.”

Het Sint-Jozefinstituut is een van de vele scholen die studierichtingen biedt met het zogenaamde STEM-label, dat staat voor Science, Technology, Engineering en Mathematics. Voor STEM is de jongste jaren sterk campagne gevoerd, en met succes. “Ik merk bij de inschrijvingen dat rond STEM een positieve vibe hangt, dat er meer respect is voor wie daarvoor kiest. Opwaardering van een technische richting, zeg maar.”

Apparatuur van gisteren en technici van morgen

Professionele bacheloropleidingen leiden vlot naar knelpuntberoepen die up-to-date technische knowhow vereisen. “Maar je kunt geen technici van de toekomst opleiden met apparatuur uit het verleden”, kaart Inga Verhaert aan.

“Koken kost geld. Praktijkgericht hoger onderwijs vraagt om grote investeringen in didactisch materiaal – de nieuwste apparatuur is nu eenmaal prijzig – en sterk individueel gerichte begeleiding. Met de huidige financiering van het hoger onderwijs (zie kader) komt dat onder druk. En hoe gaan we dan tegemoet komen aan de vraag van de arbeidsmarkt?”

sylvia mariën ■